Exploitatiebegroting

Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) schrijft onder meer voor dat het begrotingsstelsel van baten en lasten van toepassing is voor de gemeentebegroting en dat de begroting structureel en reëel in evenwicht moet zijn. Dit houdt in, dat de jaarlijks terugkerende lasten ook gedekt moeten worden door jaarlijks terugkerende baten.

Beleidsbegroting

Ten opzichte van de begroting 2015 is de indeling van de programma’s niet gewijzigd. Wel is sprake van een groeimodel, waarbij vooral de beschrijvingen van de doelstellingen en beoogde effecten en de zogenaamde doelenbomen SMART zijn gemaakt en bijdragen aan de ontwikkeling van een concrete, reële en professionele begroting.

Paragrafen

Doel van de paragrafen is dat onderwerpen die versnipperd in de begroting staan, worden gebundeld in een kort overzicht, waardoor meer inzicht wordt verkregen. De paragrafen geven een dwarsdoorsnede van de begroting. Ten opzichte van de begroting 2015 is de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing opgesteld volgens de door de gemeenteraad in juni 2015 vastgestelde nota weerstandsvermogen en risicobeheersing 2015.

Uitgangspunten BBV

Belangrijke uitgangspunten in het BBV voor het opstellen van begroting en rekening zijn, dat:

  • baten en lasten op dezelfde wijze worden gerangschikt;
  • baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben;
  • dat activa worden gewaardeerd en afgeschreven conform door uw raad vastgestelde richtlijnen. Deze richtlijnen zijn opgenomen in de financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet.

Verordening Financieel Beheer

In de Verordening financieel Beheer Bloemendaal 2016 zijn de volgende waarderingsgrondslagen opgenomen:

  1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald activum en het saldo van agio en disagio worden ineens afgeschreven, tenzij de raad overeenkomstig het bepaalde in artikel 60 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) hiervan afwijkt;
  2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht;
  3. De materiële vaste activa met economisch nut worden op basis van de economische levensduur lineair afgeschreven conform onderstaande termijnen:

Gronden en terreinen

Termijn

Grond

Niet

Woonruimten

Woonwagens

25 jaar

Nieuwbouw

40 jaar

Renovaties, verbouwingen en uitbreiding

25 jaar

Bedrijfsgebouwen

Nieuwbouw

40 jaar

Renovaties, verbouwingen en uitbreiding

25 jaar

Nieuwbouw semi-permanente gebouwen

15 jaar

Noodlokalen

5 jaar

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

Vanuit het vGRP (verbreed Gemeentelijk RioleringsPlan):

  • Hoofd- en minigemalen en drainagepompen bouwkundig    
  • Hoofd- en minigemalen en drainagepompen mechanisch elektrisch      
  • Pompen diepdrainage      
  • Minizuiveringssysteem    
  • Bron diepdrainage    
  • Drainage    
  • Persleidingen (riolering, drainage en afwatering)    
  • Drukriolering    
  • Infiltratieriool    
  • Riolering, randvoorzieningen (bergbezinkbassin), duikers en drainage-afvoerleidingen    

20 jaar
7 jaar
5 jaar
10 jaar
15 jaar
15 jaar
20 jaar
20 jaar
30 jaar

35 jaar

Aanleg begraafplaatsen

40 jaar

Sportvelden:

  • kunstgras:
    • toplaag
    • sport-technische laag   
    • onderbouw (zand en drainage)
  • natuurgras:
    • toplaag
    • onderbouw (incl. drainage)

10 jaar
20 jaar
35 jaar

10 jaar
15 jaar

Aanleg en onderhoud van wegen, fiets- en voetpaden

25 jaar maatschappelijk

Openbare verlichting:

  • masten
  • armaturen

45 jaar maatschappelijk
15 jaar maatschappelijk

Civiele kunstwerken (bruggen):

  • hout
  • beton

25 jaar maatschappelijk
50 jaar maatschappelijk

Beschoeiingen

30 jaar maatschappelijk

Vervoermiddelen

Auto’s en zwaar materieel

8 jaar

Machines, apparaten en installaties

Parkeermeters

8 jaar

Gereedschap en hulpmiddelen

10 jaar

Voorzieningen / technische installaties gebouwen

15 jaar

Overige materiële vaste activa

Automatiseringsprojecten (hard- en software)

3 jaar

Meubilair, inventaris en kantoorapparatuur

10 jaar

4.   De start van de afschrijving van een activum begint in het begrotingsjaar dat volgt op het

jaar waarin het actief gereed komt dan wel verworven wordt;

5.    In afwijking van het bepaalde in lid 3 worden activa anders dan gronden en terreinen met

een afzonderlijke verkrijgingsprijs van minder dan € 25.000 niet geactiveerd;

6.    De in lid 3 opgenomen afschrijvingstermijnen zijn niet van toepassing op reeds gerealiseerde /geactiveerde investeringen van vóór 1 januari 2004;
7.   Zolang met eigen middelen geïnvesteerd kan worden, wordt rente niet toegerekend aan investeringen. Tenzij de rente in principe bij derden in rekening kan worden gebracht. Bij derden gaat het om rioolexploitatie, reiniging, begraafplaats, verhuurde eigendommen en grondexploitaties. Investeringen met betrekking tot huisvesting onderwijs wordt vanaf 2005 rente toegerekend omdat vanaf dat jaar de vergoedingen in de algemene uitkering inclusief rente zijn;

8.    Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden

onder aftrek van bijdragen van derden ten laste van de exploitatie gebracht. Indien hiervan bij raadsbesluit wordt afgeweken, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief, zoals hier boven is aangegeven, of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut genereren geen middelen en er is geen markt voor. Voorbeelden zijn wegen, pleinen, openbaar groen en bruggen. Er is bijvoorbeeld wel vraag zijn naar de grond waarop de weg of park is aangelegd, maar er is geen vraag naar de weg of het park als zodanig;

9.    Componentenbenadering.

Van een materieel vast actief kunnen vanaf 1 januari 2011 samenstellende delen afzonderlijk worden afgeschreven op basis van het individuele waardeverloop van die delen. Per samenstellend deel kan de economische gebruiksduur namelijk sterk verschillen. Bijvoorbeeld verwarmingsinstallaties (15 jaar), verbouwing (25 jaar) en inventaris (10 jaar) van een schoolgebouw. De componentenbenadering wordt toegepast indien er sprake is van substantieel verschillende afschrijvingstermijnen.

10.   Niet in exploitatie genomen gronden (NIEGG)

De niet in exploitatie genomen gronden worden geherrubriceerd als materiële vaste activa.

Financiële vaste activa

De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten), de jaarlijkse aflossingen, afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. Zonodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid op de boekwaarde in mindering gebracht. Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de marktwaarde van de aandelen daalt tot onder de verkrijgingsprijs, vindt afwaardering naar deze lagere marktwaarde plaats.

Voorraden

Voorraden worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. Indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs worden de voorraden tegen deze lagere marktwaarde gewaardeerd. Vooruitlopend op de BBV-aanpassingen per 1 januari 2017 zijn de niet in exploitatie genomen gronden (NIEGG) verantwoord als materiële vaste activa.

Belegde middelen

De gemeente heeft geen middelen uitstaan.

Vlottende activa

  1. De vorderingen en de liquide middelen zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.
  2. De uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald.

Vreemd vermogen

  1. De langlopende schulden hebben een looptijd van 1 jaar en 1 dag of langer.
  1. De kortlopende schulden zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde.

Reserves

In het BBV worden reserves omschreven als vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en die vanuit bedrijfseconomisch oogpunt vrij te besteden zijn. De vaststelling van de noodzakelijke omvang van reserves is een zaak van de gemeenteraad. Daarom worden reserves ook wel onderverdeeld in algemene en bestemmingsreserves. Zodra de raad aan een reserve een bepaalde bestemming heeft gegeven, is er sprake van een bestemmingsreserve. Om die reden kunnen bestemmingsreserves naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Heeft een reserve geen bestemming dan wordt het een algemene reserve genoemd.

Voorzieningen

Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen (schulden) van de gemeente. Om die reden kunnen voorzieningen naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Voorzieningen worden gewaardeerd op de contante waarde/het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies.